Terroristen gaan met hun tijd mee, maar alleen als het moet. Zo werden de bommen in Madrid per mobieltje tot ontploffing gebracht, maar de gebruikte springstof was de oudste sinds het buskruit: dynamiet, nog uitgevonden door Alfred Nobel, en gewoon gestolen uit een mijn. Op het lijstje van favoriete explosieven voor terroristen figureren al jaren dezelfde ‘usual suspectsâ’: Semtex, het Tsjechische kneedbare explosief dat zijn weg over de hele wereld vond, de Amerikaanse tegenhanger C4, oorspronkelijk gebruikt in de sloop van gebouwen, en ook het aloude TNT, trinitrotolueen.

 

Ook niet nieuw, wel prominenter, is bovendien ammoniumnitraat-brandstofmengsel ANFO (Ammonium Nitrate Fuel Oil), gebruikt in onder andere Bali in 2002 en Istanbul in 2003. Andere springstoffen moet je als terrorist nog stelen, krijgen van een bevriende regering of kopen op de zwarte markt. Maar ANFO kan de gevorderde terrorist zelf maken uit kunstmest en benzine, en in grote hoeveelheden. Juist daardoor is het bij uitstek het explosief van het ‘nieuwe terrorismeâ’, gericht op een maximaal aantal slachtoffers.

 

Uit boekjes

 

‘De nodige informatie is niet moeilijk te vinden. Die halen ze uit boekjes of van internet’, weet explosievenexpert Albert van der Steen van het Prins Maurits Laboratorium van TNO in Rijswijk. ‘Of ze leren het van een ervaren collega.’’ Terroristen mogen het bij beproefde low-tech, vriendendiensten en internetprintjes houden, hun bestrijders grijpen naar nieuwe technische middelen. Zo is er de oplossing van het Amerikaanse Speciality Fertilizer Products, dat ammoniumnitraat als kunstmest produceert. Zij patenteerden recent het idee om hun ammoniumnitraatkorrels te coaten met een polymeerlaag, zodat ze de olie niet absorberen. Maar zo moeilijk is het volgens Van der Steen niet om de laag er weer af te halen. ‘Je verhoogt de barrière voor de terrorist alleen een beetje.’

 

Honden, ratten en insecten

 

En dat geldt eigenlijk ook voor ‘marking’, het traceerbaar maken van bona fide bedoelde springstoffen, door het toevoegen van minuscule plastic markers met een unieke code. ‘Dan kun je na de aanslag in ieder geval maatregelen nemen tegen het land of de fabriek die ze geleverd heeft’, schetst Van der Steen de schrale troost. Al iets meer preventieve kracht gaat uit van het inmiddels al wijd gebruikte ‘tagging.’ Daarbij worden gemakkelijk te detecteren stoffen toegevoegd aan moeilijk te vinden stoffen, zoals het slecht verdampende semtex. Want nog altijd is detectie van springstoffen een grote tak van anti-terrorismeonderzoek. ‘Hier heb je een lijstje met technieken’, zegt Van der Steens collega, detectie-expert Jaap de Ruiter. Drie A4-tjes sommen een tientallen technieken op, van neutronenstraling tot zoeken met honden, ratten of insecten.

 

Sinds de aanslag op een verkeersvliegtuig boven Lockerbie in 1988, waarbij een bomaanslag op een vliegtuig 270 slachtoffers maakte, is er een enorme ontwikkeling op gang gekomen, vertelt De Ruiter. Van de tientallen sindsdien ontwikkelde technieken hebben er maar een paar het gered in de jaren negentig, toen commerciële producenten het gebied betraden. Recent hebben de aanslagen van 11 september een nieuwe golf van onderzoek opgeroepen, vanwege het besef dat er de oude technieken nog altijd zwakke punten hadden. ‘Daarvan is nu wel heel veel te vinden op het internet of in andere openbare bronnen’, vindt De Ruiter, die zelf niet al te veel details kwijt wil en mag. ´Aan de andere kant is er ook veel onzin te vinden’, zegt Van der Steen.

 

In het vakgebied van De Ruiter, beveiliging van de luchtvaart, voeren twee technieken inmiddels de boventoon. Voor het scannen van bagage zijn dat vooral geavanceerde technieken met hulp van röntgenstraling. Nieuw onderzoek betreft gevoelige sensoren en andere soorten straling, zoals gammastraling, waarmee direct atoomsoorten worden onderscheiden. Omdat springstoffen vrijwel altijd organische stoffen zijn met relatief veel zuurstof- en stikstofatomen, zijn springstoffen zo goed te detecteren. Voor het screenen van passagiers en hun handbagage wordt nu vooral ionmobiliteitsspectrometrie (IMS) gebruikt. Springstofmoleculen, opgepikt door een doekje over de verdachte handbagage of passagier te halen, worden in de detector geïoniseerd. Ofwel: ze worden opgebroken in geladen brokstukken, die door versnelling in een elektrisch veld gekarakteriseerd kunnen worden.

 

Die methode werkt goed vanwege de gelukkige omstandigheid dat vrijwel alle springstoffen kleverig zijn. ‘Als je er mee in aanraking bent geweest, is de kans zeer groot dat het op je handen en je kleren te vinden is’, zegt De Ruiter. Experimentele technieken bij het screenen van passagiers zijn ‘ruikende’ chemische sensoren, of millimeterstraling waarmee gemakkelijk door kleren heen is te zien, zonder dat ze schadelijk zijn voor de gezondheid. Voor veel situaties, zoals het beveiligen van meer openbare ruimtes, zijn getrainde honden echter nog altijd superieur. Ze zijn mobiel inzetbaar en hebben een superieur reukvermogen.

 

‘Bovendien kunnen dieren, anders dan veel sensoren, een concentratiegradiënt volgen, en dus een bron opspeuren’, zegt De Ruiter. ‘Aan de andere kant weet je nooit precies hoe betrouwbaar ze zijn. Als een hond ziek is, of oververhit, doet hij het veel slechter.’ Een grote biologische belofte zijn volgens hem insecten, zijn eigen onderzoeksonderwerp. ‘Wij werken met wespen, die met hun antennes bepaalde springstoffen kunnen oppikken.’ De trainingstijd is een stuk minder lang, en bovendien zijn ze massaal in te zetten.

 

Lichaamscontouren

 

Hoe dan ook zal de toekomst vermoedelijk aanmerkelijke verbeteringen brengen in de detectie, niet alleen omdat er de laatste jaren veel onderzoeksgeld in gestoken wordt, maar ook vanwege de bredere inzet van en het veranderende maatschappelijk klimaat. Zo zal detectie met kledingdoordringende, lichaamscontouren blootgevende millimeterstraling, vroeger een heet hangijzer, volgens De Ruiter binnen een paar jaar geaccepteerd worden.

 

Op den duur zou de snelle maar graduele verkleining van sensoren op chips bovendien wel eens een kwalitatief verschil kunnen maken. Van der Steen: ‘Nu kun je eigenlijk alleen heel duidelijk omschreven objecten beveiligen, met maar een paar in- en uitgangen, zoals ambassades of vliegvelden. Een vliegtuigbom is de laatste jaren niet meer afgegaan. Maar een treinstation, een ondergrondse of een winkelcentrum, de doelen van het nieuwe terrorisme, zijn veel lastiger te beveiligen.’

 

De Ruiter: ‘Naarmate sensoren kleiner en goedkoper worden, kun je ze massaler in gaan zetten. Heel veel verschillende sensoren in één detectieapparaat, of honderden detectoren in een relatief open gebied zoals een metrostation. Je moet er alleen wel de juiste infrastructuur voor ontwikkelen.’

 

In een wereld waarin bijna alles een doelwit is, zullen ook steeds meer doelwitten beschermd kunnen worden. Maar nooit alle, want helaas gaan ook terroristen met hun tijd mee. Het beveiligen van een luchthaven heeft de marechaussee aardig onder de knie. Maar hoe beveilig je een treinstation? Het ontwikkelen van detectieapparatuur zit in een stroomversnelling. Toch snuift de politiehond altijd nog het best.

 

tekst Bruno van Wayenburg, illustratie Leon Mussche

 

‘Als je met springstoffen in aanraking bent geweest, is de kans zeer groot dat het op je handen en je kleren te vinden is’