ACHTERGROND - MARE 25, 25 maart 2004
Op tournee met Leids natuurkundecircus RINO
Een scheutje stikstof en de klas is wakker
Bruno van Wayenburg
Natuurkundecircus RINO is weer on tour.
Met een faculteitsbusje vol vloeibaar stikstof trekken studenten langs
middelbare scholen om trucs te doen, ter promotie van de natuurkunde en
Leiden. ‘Dit is de koudste plek ooit in Roosendaal.’
‘Een vrijwilliger?’ Het blijft angstig stil in het klaslokaal.
Kees Herbschleb van het Leids
natuurkundecircus RINO (Reizende Informanten Natuurwetenschappelijk
Onderzoek) zoekt iemand over wiens hand bij vloeibaar stikstof mag
gieten. Het lijkt erop dat de vwo-leerlingen van het Rozendaalse Jan
Tinbergencollege nog niet zo veel voelen voor de rol van proefkonijn.
Verlegenheid? Onverschilligheid? Of is het toch niet geruststellend
genoeg dat Herbschleb bij zichzelf heeft laten zien dat de truc niet
per se bevriezingsbrandwonden hoeft op te leveren (het verdampende
stikstof vormt namelijk een isolerend gaskussentje tussen vloeistof en
hand).
‘Kamiel, jij bent toch stoer?’, bast dan de natuurkundeleraar uit een
hoek van het lokaal. En zowaar, een beer van een jongen staat op, en
loopt zwijgend naar voren.
Het plensje dampende vloeistof loopt zonder nadelige effecten over zijn
handen en valt op de vloer. Alle ogen zijn op Kamiel gericht, maar die
reageert schouderophalend op de vraag hoe het voelt. ‘Mwah.’
Leids natuurkundecircus RINO is bezig aan een comeback.
Na een lange periode van afwezigheid toeren de eerste- en tweedejaars
natuurkundestudenten weer rond in een Leids faculteitsbusje vol
thermosflessen van buitenformaat, gevuld met vloeibaar stikstof. Op
scholen, voorlichtingsdagen en wetenschapsmanifestaties vertonen Onno
Broekmans, Daniël Abel en voorzitter Herbschleb hun kunsten.
‘We gaan jullie wat leuke dingen laten zien’, zegt Herbschleb aan het
begin van de show, als zo’n dertig leerlingen nog slaperig zitten af te
wachten wat dit nu weer gaat worden.
Voor spektakel is het dan voldoende om een scheut vloeibaar stikstof
over de vloer te gieten. Duizenden glinsterende druppeltjes schieten
sissend en dampend over het linoleum, en verdwijnen zonder spoor.
Gelach, benen worden geschrokken opgetrokken. De klas is wakker.
Tijd voor een didactisch intermezzo. Snel en met licht
jaren-vijftig-accent pratend doet Herbschleb zijn uitleg. ‘Ik neem aan
dat jullie de Kelvin-schaal kennen?’ Stilte. ‘Nee? Wel, dat zit zo.’ Je
hebt de noordpool, waar het wel 55 graden kan vriezen, en de zuidpool,
waar het wel eens -80 wordt. Maar dat is nog niets vergeleken bij de
temperatuur waarbij het gas stikstof vloeibaar wordt, -196 graden
Celsius. Ofwel 77 graden boven de allerlaagst denkbare temperatuur, het
‘absolute nulpunt’ van 0 Kelvin.
Opnieuw de stikstoffles. Dikke witte wolken stijgen op in het
klaslokaal als Broekmans een flinke scheut in een bakje giet. De wolken
bestaan niet uit stikstof zelf, maar uit de waterdamp uit de lucht, die
eventjes bevriest, legt Herbschleb uit.
Na het optreden van Kamiel volgt het bewijs dat de vloeistof ook écht
koud is. Met een spuitfles spuit Broekmans een paar pulsen in het
water, dat met een klap bevriest. ‘IJs zet uit als het kouder wordt.’
Tussen de wolken, en met zijn geconcentreerde blik door zijn brilletje
doet Broekmans wel wat denken aan een tovenaarsleerling, een Harry
Potter met leren veiligheidshandschoenen, want het kán ook misgaan.
Zo doen de RINO-studenten tegenwoordig niet meer aan stikstofslikken.
Er schijnen wel eens ziekenhuisopnames geweest te zijn wegens een
bevroren slokdarm, vandaar.
Als de wolken opgetrokken zijn, liggen er alleen ijsklontjes in het
bakje. De scholierennekken rekken zich om het beter te kunnen zien.
Nóg veertien graden kouder, gaat Herbschleb verder, bevriest het
stikstof. Een bakje stikstof gaat in een glazen stolp, waar het vacuüm
wordt gezogen. ‘Het verdampende stikstof onttrekt nog verdere warmte,
zodat de vloeibare stikstof nog kouder wordt’, doceert Broekmans.
Op zijn aanraden dromt de klas om de stolp heen, maar het – op zich ook
weinig spectaculaire – bevriezen van het doorzichtige goedje is
eigenlijk niet goed te zien. ‘Kouder dan dit kunnen wij het niet
krijgen’, zegt Herbschleb. ‘Dit is de koudste plek ooit in Roosendaal’,
merkt de leraar op.
Alleen in laboratoria kun je het zó koud krijgen dat waterstof (-253
graden) en helium (-269 graden) vloeibaar worden. ‘In ons Leidse
laboratorium bijvoorbeeld’, promoot Herbschleb, terwijl hij een sheet met het universiteitswapen op de overheadprojector legt.
Onvermijdelijk volgt de Leidse grootheid Heike Kamerlingh Onnes, die in
1908 helium voor het eerst vloeibaar maakte, en die in 1911 onverwacht
‘supergeleiding’ ontdekte in kwik. Dat is het effect waarbij alle
elektrische weerstand bij lage temperaturen wegvalt, en dat
natuurkundigen tot de dag van vandaag bezighoudt.
Tijd voor een opiniepeiling: ‘Kun je het absolute nulpunt ooit
bereiken?’ Uit de opgestoken handen blijkt dat de Rosendaalse vwo-ers
goed op de hoogte zijn, óf dat de formulering niet helemaal neutraal
klonk, want er is maar één ‘ja’-stemster. ‘Het antwoord is nee’,
besluit Herbschleb de kwestie zonder verdere uitleg.
De proeven volgen elkaar snel op. Flessendopjes ploppen tegen het
plafond, en ballonnen worden opgeblazen onder druk van verdampend
stikstof. Afgekoelde elastiekjes worden keihard, en breken als
porselein, net als plantenblaadjes, en ook de ontploffing van de Space
Shuttle Challenger
tijdens de lancering in 1986 wordt en passant nog even verklaard. Door
bevriezingsverschijnselen werd een afdichtingsring keihard, met
brandstoflekkage tot gevolg.
Natuurkundig hoogtepunt is de
nu al klassieke demonstratie van supergeleiding in het in 1986 ontdekte
materiaal ‘YBCO’, dat het al doet bij de temperatuur van vloeibaar
stikstof. Een klein tabletje ervan zweeft roerloos boven een magneet,
zodra het met stikstof wordt afgekoeld. Deze keer geen verbaasd
gemompel uit de klas, maar de leerlingen staan evengoed op uit hun
banken om het goed te kunnen zien.
‘Als je supergeleiding kunt verklaren,
stuur het dan even naar Stockholm, want dan krijg je de Nobelprijs’,
nodigt Herbschleb ze uit.
Intussen is Daniël Abel al bezig met de publieksvriendelijke
uitsmijter: een grote pan instant-yoghurtijs, bereid met vloeibaar
stikstof. ‘Dat zit gewoon ook in de lucht hoor. Het is totaal niet
schadelijk’, stelt hij een bezorgde leerlinge gerust.
Al vertellen de studenten ook graag gruwelijke anekdotes. Zoals die van
die Duitse student die op een vrijdagmiddag even stikstof ging tappen
in een gesloten schuurtje. Door de verdampende stikstof kreeg hij geen
lucht en viel flauw. Maandagochtend werd hij teruggevonden, stijf
bevroren. De stikstofkraan was al de tijd open blijven staan, en er was
duizend liter over de student heengestroomd. Echt gebeurd, zegt
Herbschleb, al weten we niet waar.
Terwijl de ene helft van de leerlingen om Abel heen dringt voor een
ijsje in plastic beker, heeft ook stikstofdopeling Kamiel zijn
volgelingen. Als bij de communie staan ze in de rij, en steken om
beurten hun hand uit, waarover Herbschleb een scheutje vloeibaar
stikstof giet. De meesten reageren verbaasd maar opgelucht. ‘Het voelt
gewoon koud’, zegt een meisje.