terug
DE WEDDENSCHAP - MARE 32, 5 juni 2003

‘Nederlands, Fins en Japans zijn toch familie‘

Wie: prof.dr. Aleksander Lubotsky, hoogleraar vergelijkende Indo-europese taalwetenschap
Wedt dat: ‘Verre verwantschap tussen hele taalfamilies, zoals het Indo-europees en Altaïsch (Turks, Mongools en Japans) een serieus onderzoeksonderwerp wordt‘ Inzet: ‘Twee kaartjes voor de opera.‘ Verliest als: ‘Er over tien jaar nog altijd geen bonafide wetenschappelijk tijdschrift over verre verwantschap bestaat‘

‘We zijn er inmiddels zo‘n tweehonderd jaar achter dat de meeste Europese talen van één oertaal afstammen, het Indo-europees. We weten zelfs dat de sprekers daarvan leefden bij de Zwarte Zee, en dat het nomaden waren.
Met andere taalfamilies, zoals de Oeraalse talen, met onder anderen Fins, Estisch en Hongaars en een reeks talen uit Rusland en Siberië, zijn wel al een heel eind op weg. Het is zelfs al min of meer geaccepteerd dat Oeraals en Indo-Europees een gezamenlijke voorganger hebben. Zo lijkt het Finse ‘nimi‘, ‘naam‘ wel heel erg op de Nederlandse en andere Indo-europese versies.
Maar over nog grotere taalfamilies, en nog verdere verwantschappen, zijn mijn collega‘s vrij sceptisch. Er is in de jaren zestig de Russiche taalkundige Vladimir Illitsj-Svitytsj geweest met zijn voorstel voor een super-taalfamilie, ‘Nostratisch‘. Daarbij zouden naast het Oeraals en het Indo-europees ook het Altaïsch (met Turks, Mongools en Japans als leden), het Semitisch (met Hebreeuws en Arabisch) horen, en bepaalde Indiase talen en het Georgisch van de kaukasus.
Een sterk voorbeeld is het woord voor ‘ik‘, dat in veel talen een vorm heeft die op ‘min‘ lijkt. In het Nederlands heb je ‘mijn‘, in het Fins ‘minä‘, ‘ik‘, en in ook in het Georgisch heb je een stam ‘min.‘
Maar onderzoek naar deze zogeheten ‘verre verwantschap‘ staat niet in een goede reuk. Ten eerste is het een gebied waar nogal wat amateurs zich aan wagen, vaak met allerlei wilde theorieën. Ook ik krijg zo eens per maand een dik pak papier opgestuurd met lijsten woordjes die bewijzen dat Baskisch verwant is met het Georgisch, of zoiets. Als je maar twee woordenboeken naast elkaar legt, vind je altijd wel iets wat op elkaar lijkt.
Maar ook voor bonafide wetenschappers is verre verwantschap een lastig gebied. Het is onvermijdelijk dat je taalkundige redeneringen iets slordiger worden als je je buiten je eigen specialisatie begeeft. Andere specialisten kraken dat dan af, en nemen je vervolgens niet meer serieus.
Ik denk dat dat verkeerd is. Er valt niet aan te ontkomen aan dit onderwerp. Ook oertalen als Indo-europees zijn niet uit het niets ontstaan, dus als wetenschapper móet je wel dieper graven. En ik merk ook dat collega‘s dat ook wel gaan vinden.
Nou is er geen serieus wetenschappelijk tijdschrift dat zich leent voor artikelen over dit onderwerp, met ‘peer review‘ en een redactie van standing. Maar ik denk dat het niet lang gaat duren. Hoogstens tien jaar, wed ik. Dat lijkt lang, maar dit is nou eenmaal een vakgebied met weinig mensen en heel veel materiaal. Een boek uit de jaren zeventig geldt bij ons nog als ‘recent‘.

Bruno van Wayenburg

Wilt u deze weddenschap aangaan, of zelf een weddenschap voorstellen: weddenschap@mare.leidenuniv.nl
omhoog