Wetenschap, 23 maart
Slingerende
stripes
KRONKELENDE,
OVERLAPPENDE KANAALTJES VERKLAREN SUPERGELEIDING
Voor de
verklaring van supergeleiding bij hoge temperatuur bestonden veel theorieën,
maar na een nieuw Nederlandse experiment blijven er nog maar een paar over.
`Het is
een rare tijd', zegt de Groningse natuurkundige prof.dr. Dirk van der Marel.
Verrassende resultaten duiken de laatste maanden ineens bij bosjes op in zijn
vakgebied, de hoge temperatuur-supergeleiding. Eén daarvan is het artikel van
hem en Groningse en Leidse collega's, dat gisteren in het tijdschrift Science
verscheen.
Van der
Marel en collega's zagen dat de hoge-temperatuur-supergeleider BiSrCaCuO, ook
wel BSSCO genoemd, subtiel van kleur verandert. Zo gauw de supergeleiding
intreedt en de elektrische weerstand van het materieel helemaal wegvalt wordt
het zwartgrijze kristal een heel klein beetje rood.
Deze
kleurverandering heeft de theorie over het ontstaan van hoge
temperatuur-supergeleiding op zijn kop gezet. `Gewone' supergeleiding, bij
temperaturen vlak boven het absolute nulpunt, was begin vorige eeuw ontdekt, en
later verklaard doordat losse elektronen in de vaste stof cooperparen vormen.
Normaal stoten elektronen elkaar af, maar in supergeleiders `oude stijl'
trekken ze elkaar aan door een subtiele interactie met het kristalrooster.
Vervolgens
versmelten al die cooperparen tot een bijzondere quantummechanische toestand,
het Bose-Einstein-condensaat. Dat betekent dat ze zich collectief gedragen als
een eenheid, die in zijn bewegingen geen hinder meer ondervindt van het
kristalrooster. De elektronen bewegen dan zonder weerstand door het materiaal,
dat daardoor supergeleidend is.
Deze
theorie gold echter niet voor de nieuwe klasse supergeleiders die in 1986, omgeven
door enorme publiciteit, ten tonele verscheen. Het opvallendst was dat de
supergeleiding blijft bestaan tot temperaturen van wel 150 graden boven het
absolute nulpunt. Een supergeleider bij kamertemperatuur leek in zicht, goed
voor superzuinige magneettreinen, motoren en energietransport. Die beloften
zijn nauwelijks uitgekomen. Theoretisch was er een probleem: de temperaturen
zijn te hoog om de cooperparen bij elkaar te houden.
Op de
vraag wat de elektronen dan wel tot paren bindt, zijn in de loop van de tijd
honderdduizend artikelen in wetenschappelijke bladen verschenen. Het experiment
van Van der Marel en collega's gooit een aantal mogelijke kandidaat-mechanismen
overboord.
``Het
supergeleidende BiSrCaCuO absorbeert licht met grotere golflengte ietsje beter
dan normaal,'' zegt Van der Marel. Dat wijst erop dat de gepaarde elektronen
die de supergeleidende toestand veroorzaken gemakkelijker door het materiaal
bewegen dan losse elektronen. ``Blijkbaar zit de energiewinst van de
paarvorming in het feit dat de elektronen samen minder energie nodig hebben
voor hun voortbeweging en niet in een wisselwerking à la de oude theorie,
waarin gepaarde elektronen juist moeizamer bewegen. De enige theorie die
overblijft is die van de stripes, of iets wat erop lijkt.''
Van de
Marel doelt op een verschijnsel dat de Leidse theoretisch natuurkundige
prof.dr. Jan Zaanen eind jaren tachtig voorspelde. De koperatomen van de meeste
hoge temperatuur-supergeleiders zitten in dunne laagjes, waarin ieder atoom een
eigen magneetveldje draagt, tegengesteld aan dat van zijn buurman. In het
resulterende schaakbordpatroon kan het elektron, zelf ook een miniem magneetje,
zich maar moeilijk verplaatsen. Makkelijker wordt dat, bedacht Zaanen, als de
elektronen slierten langs (stripes) koperatomen vormen.
Aanvankelijk
nam niemand stripes serieus, maar in 1995 werden ze voor het eerst gezien, in
een isolator. Aanwijzingen voor hun bestaan doken sindsdien regelmatig op, maar
de laatste maanden kwam er een hausse aan stripe-artikelen los. ``Het lijkt
zelfs wel een hype,'' zegt Zaanen.
kronkelen
Wat
precies het verband is tussen stripes en supergeleiding, is echter nog geen
uitgemaakte zaak. ``Er is een plausibel mechanisme dat suggereert dat stripes
de vorming van cooperparen stimuleren en dat dan, in overeenstemming met het
resultaat van Van de Marel, hun bewegingsenergie afneemt,'' legt Zaanen uit.
``Maar dat is niet voldoende. Zolang stripes op hun plek blijven vormen ze
juist een obstakel voor supergeleiding.'' De losstaande stripes isoleren de
elektronenparen, zodat ze niet samensmelten tot het begeerde
Bose-Einstein-condensaat. Dat gebeurt vermoedelijk pas als de stripes snel
kronkelen en elkaar gaan overlappen. Hoge temperaturen, onzuiverheden en andere
storingen zouden de neiging hebben om stripes vast te pinnen, waardoor de
supergeleiding verdwijnt.
Eén
sterke experimentele aanwijzing voor dit verband is een resultaat van
Amerikaanse onderzoekers (Science, 18 jan), die de supergeleider BSCCO in een
magneetveld aftastten met een Scanning Tunneling Microscoop (STM). Deze
techniek kan met een zeer hoge resolutie elektronenverdeling in kaart brengen.
De
Amerikanen zagen statische stripes, precies volgens de afmetingen van Zaanens
model, in een klein gebied rond een smalle bundel magnetische veldlijnen die in
de supergeleider doordringt. Het is bekend dat magnetisme de supergeleiding
tegenwerkt, en blijkbaar hoort daar ook het vastpinnen van stripes bij.
Ook in
allerlei varianten van een andere bekende hoge temperatuur-supergeleider, YBaCuO,
zijn recent stripes gerapporteerd. Statische (gezien met STM) en fluctuerende,
aangetoond door het materiaal te beschieten met neutronen. ``Het vermoeden
rijst dat dit soort exotische vormen van ladingsconcentratie vaak voorkomen,''
zegt Van der Marel, ``misschien ook buiten de supergeleiding.''
Maar al
lijken stripes een steeds sterkere troef, toch lijkt het ál of niet stilstaan
ervan nog niet het hele verhaal te zijn. Een nog ongelubliceer artikel van de
universiteit Stanford beschrijft STM-metingen van statische stripes,
tegelijkertijd met supergeleiding. Een raadsel. ``Dat artikel heeft alles op
zijn kop gezet,'' zegt Van der Marel.