WESTERLING SPREEKT IN STANDAARDSTEMMING VAN A = 440 HERTZ
Nederlandstaligen spreken met een standaard-gestemde toonladder in hun achterhoofd. Ze spreken relatief vaak lettergrepen uit op precies die toonhoogtes die in westerse muziek het meest voorkomen. Frequenties tussen deze hele tonen in en de minder courante tonen van de toonladder krijgen niet een dergelijke voorkeursbehandeling. De Zweedse onderzoeker Martin Braun publiceert deze resultaten in het julinummer van het online vaktijdschrift Acoustics Research Letters Online. Volgens de auteur gebruiken sprekers een onbewust absoluut gehoor, om de aandacht te trekken met toonhoogten die door hun muzikale associatie een sterkere emotionele reactie oproepen. Nader onderzoek moet nog uitwijzen of dit verschijnsel ook optreedt bij niet-Nederlanders, maar er is weinig reden waarom dat bij andere westerlingen anders zou zijn.
De onderzoeker gebruikte opnamen van vijftien Nederlanders, afkomstig van eerder onderzoek van het Instituut voor Perceptie-Onderzoek in Eindhoven. Braun meldt desgevraagd dat er in andere muziekculturen geen standaard-stemmingen bestaan. De hoogte van de eerste toon van het octaaf varieert vaak met een bereik van verschillende halve tonen. Bij de gamelanmuziek van centraal Java kan de eerste toon van het octaaf bijvoorbeeld overal tussen B en Dis zitten.
De proefpersonen waren niet geselecteerd op hun muzikale vaardigheden. Ze moesten eenvoudige zinnetjes met verschillende intonatiepatronen inspreken. Eén maal in een stille kamer, en één maal bij luide achtergrondruis, waarboven ze zich toch verstaanbaar moesten maken. De onderzoeker hield in een diagram de toonhoogtes bij waarop de lettergrepen uitgesproken werden. Aan de pieken in het frequentiediagram te zien waren dat beduidend vaker precies de frequenties van de tonen A,C,D,E,F en G, zoals gedefinieerd in de standaard-concertstemming, waarin de A gestemd is op 440 Hz (c.q. 110 Hz, 220 Hz, 880 Hz etcetera). Volgens eerder onderzoek komen deze toonhoogten in westerse muziek het meest voor. Toonhoogten net naast de `hele' tonen kwamen minder vaak voor. In de buurt van de zes andere tonen die in het octaaf zitten, troffen de proefpersonen lang niet zo vaak precies de hele toon, maar waren de gebruikte frequenties gelijkmatiger verdeeld. De scherpte van de pieken nam toe in het geval dat de proefpersonen de ruis moesten overstemmen.
Daarnaast vermeden de proefpersonen bepaalde tonen juist heel nauwkeurig, zoals de e van 170 Hz, (de e in het klein octaaf, de eerste onder de centrale c op een piano).
De resultaten van Brauns analyse vormen een extra aanwijzing dat iedereen onbewust in zekere mate beschikt over een absoluut gehoor. Dit is het vermogen om niet alleen toonhoogteverschillen, maar ook absolute toonhoogten te kunnen onderscheiden. Bij eerder onderzoek was daarvan al iets gebleken. Niet-muzikaal geschoolde mensen die een zelfgekozen liedje zingen, doen dat bijvoorbeeld meestal binnen een halve toonsafstand van de toonzetting van het originele liedje.
Bijna alle westerse muziek maakt gebruik van de standaardconcertstemming met een A van 440 Hz, die in de jaren dertig van de vorige eeuw is ingevoerd. Door betrouwbaarder geluidsopname en afspeelapparatuur is er steeds strakker de hand gehouden aan deze standaardstemming. Ook het elektronische stemmen van instrumenten draagt bij aan de standaardisering van de frequenties in de westerse muziek. Volgens Braun heeft daarom vrijwel iedereen in de westerse cultuur een identiek gestemde toonladder in zijn hoofd.
Bruno van Wayenburg, NRC Handelsblad, 2 juni 2001