HEADLINE: Priemgetallen bestaan in oneindig veel
regelmatige rijen
BYLINE: BRUNO VAN WAYENBURG
BODY:
Van priemgetallen bestaan veel rijtjes met
dezelfde 'tussenruimte', zoals 3, 5 en 7, of 13, 43 en 73. Van die rijtjes
bestaan er zelfs oneindig veel en ze zijn willekeurig lang. Dat zeggen de
Amerikaanse wiskundigen Ben Green en Terence Tao te hebben bewezen.
Zij doen daarmee een spectaculaire claim op
een oud vermoeden waarvan het bewijs lang te moeilijk geacht
werd. De wiskundigen van het Pacific Institute of Mathematical Sciences in Vancouver
en van de University of California in Los Angeles,
plaatsten een artikel van vijftig pagina's op internet
(http://arxiv.org/PS_cache/math/pdf/0404/0404188.pdf), dat nu voorligt bij het
vakblad Annals of Mathematics.
De definitieve acceptatie kan wel enkele maanden gaan duren, omdat het bewijs
nog nagekeken moet worden.
De priemgetallen (getallen die alleen deelbaar
zijn door 1 en zichzelf: 2,3,5,7,11...), fascineren
wiskundigen al millennia. Er bestaan er oneindig veel, je komt ze overal in de
wiskunde tegen, en ze vertonen een aantrekkelijke combinatie van grilligheid en
verborgen regelmaat.
Een van die regelmatigheden is al in 1939
gevonden door de Nederlandse wiskundige Johannes van
der Corput. Hij bewees dat er oneindig veel rijtjes
van drie priemgetallen bestaan met dezelfde tussenafstanden, zoals de hierboven
genoemde rijtjes. In vaktaal zijn zulke rijtjes bekend als 'aritmetische
progressies'.
Maar een ouder en meer omvattend vermoeden
weerstond tot nu toe iedere poging tot bewijs: dat er oneindig veel
aritmetische priemgetalprogressies van willekeurige lengte bestaan. De langst
bekende aritmetische progressie van priemgetallen was
in 1993 met hulp van zware computerberekeningen gevonden: een rijtje van 21
priemgetallen, met als eerste lid het getal 11410337850553 en met een
tussenafstand van 4609098694200.
Hierbij vergeleken is het nieuwe bewijs, als
het overeind blijft, een doorbraak. De Amerikanen gingen uit van een wiskundige
stelling van de Hongaar Szemeredi uit 1975, dat er
oneindig veel willekeurig lange aritmetische progressies zitten in iedere
verzameling van gehele getallen met een 'positieve dichtheid.'
Die laatste eis betekent kort door de bocht
gezegd dat de verzameling een substantieel percentage vormt van alle gehele
getallen. Alleen: de verzameling van priemgetallen voldoet helemaal niet aan
die eis. Hoe hoger de getallen waartussen je zoekt, hoe
schaarser de priemgetallen worden. Daardoor maken priemgetallen 0
procent van alle gehele getallen uit.
De Amerikanen losten dit op door het bewijs
van Szemeredi te vertalen naar een klasse van 'pseudowillekeurige getallen', die ofwel priem zijn, ofwel
'bijna priem': ze hadden weinig delers voor hun grootte. In deze groep
vertegenwoordigden de echte priemgetallen wel een percentage groter dan nul,
bewezen ze na lang speuren. Quod erat
demonstrandum: er bestaan oneindig veel willekeurig
lange aritmetische progressies van priemgetallen.