ACHTERGROND - Mare 29, 29 april 2004
Gezamenlijk onderzoek Leidse taalkundigen en genetici
Bloed en taal
Bruno van Wayenburg
Leidse genetici en taalkundigen werken
sinds 2001 samen om de volksverhuizingen over de Himalaya in kaart te
brengen, door behalve de taal van de bewoners van deze regio ook hun
DNA-profiel vast te leggen. ‘Als ze een naald zagen, gingen ze er
vandoor. Vooral de mannen.’
‘Zwembaden vol met bloed hebben
we meegenomen.’ Taalkundige prof.dr. George van Driem drukt zich graag
plastisch uit. Eigenlijk hebben hij en collega’s sinds 2002 maar
twintig liter bloed meegenomen uit de Himalayastaten Bhutan en Nepal.
Maar dat is nog altijd tien milliliter per vrijwilliger voor in totaal
2000 representanten van de unieke etnische lappendeken die het hoogste
gebergte ter wereld vertegenwoordigt.
‘We bled the nation dry’, zei hij nog
eens op een symposium over genen en talen, en de herkomst van volkeren,
afgelopen vrijdag en zaterdag. Want daar ging het allemaal om:
ontrafelen hoe het volkerenmozaïek heeft kunnen ontstaan, door het DNA
van tientallen stammen te onderzoeken, waarvan sommige zeer geïsoleerd
en afgelegen wonen.
Samen met zijn collega, de Leidse geneticus dr. Peter de Knijff, en een
Italiaanse en twee Britse onderzoeksgroepen vroeg Van Driem in 2001
subsidie aan bij de European Science Foundation, een Europese
subsidiegever. ‘Het was al lang een droom van me om dit soort onderzoek
te doen’, vertelt Van Driem in zijn met boeken volgestouwde kamer aan
de letterenfaculteit. Hoeveel geld ze binnengehaald hebben? ‘Oei. Dat
moet je maar aan De Knijff vragen.
‘Ongeveer een miljoen euro voor alle partners’, becijfert deze, om
meteen te benadrukken wat voor unieke kans het ook voor hem was.
‘Binnen de normale subsidiekanalen is er maar weinig geld voor
genetisch onderzoek dat niet direct perspectief biedt op medische
toepassingen.’
Samen met Van Driem reisde hij af naar de Bhutan, om met hulp van
artsen, verplegers en taalkundigen het grote inzamelwerk te
organiseren. Van Driem was een ideale expeditieleider, als taalkundige
die de helft van de tijd in de regio bivakkeert, en het gebied goed
kent.
Voor het bergstaatje Bhutan tekende hij bovendien de officiële
grammatica op van de nationale taal, het Dzongkha, en dus geniet hij
het vertrouwen van de overheid, die normaal gesproken niet snel
buitenlanders toelaat. Voor dit project werd echter een uitgebreide
voorlichtingscampagne gestart, zodat ook de dorpsoudsten ruim van
tevoren waren ingelicht.
‘De mensen wisten precies wanneer we zouden komen. Meestal waren ze
heel enthousiast. Ze begrepen heel goed dat het ging om hun voorvaderen
en waar ze vandaan komen. Dat zijn vragen die ze zelf ook belangrijk
vinden’, vertelt Van Driem. Zelfs voor de regel dat alleen ‘zuivere’
stamleden bloed mochten geven konden ze begrip opbrengen. ‘Misschien
omdat ik zelf ook niet van vreemde smetten vrij ben’, grapt de
taalkundige van Vlaams en Indisch bloed.
‘Sommige groepen, zoals de Gongduk, moesten drie dagen lopen voordat ze
bij een plek waren waar je althans met een 4-wheeldrive bij kunt komen.
Zonder onderdak waren ze naar ons onderweg’, vertelt de taalkundige,
die eerder maanden in hun midden verbleef om hun taalkundig unieke taal
op te tekenen.
Van Driem stuurde een goede Bhutanese-vriend naar de Gongduk toe om ze
over te halen om te komen, wat lukte. Er meldden zich vijftig mannen en
tien vrouwen voor de prikbehandeling. Andere groepen vereisten weer een
andere aanpak. ‘Maar niemand hóefde zich te laten prikken’, verzekert
Van Driem.
Zijn functie als tolk gold zowel letterlijk als figuurlijk. ‘Ik heb me
de blaren op de tong gepraat. Steeds weer dezelfde vragen beantwoorden.
Goede vragen, interessante vragen, dat wel, maar op den duur
doodvermoeiend.’ ‘En als het dan zover was, zetten ze het op een lopen
bij het zien van de naald. Vooral de mannen.’
Sommige groepen, zoals de Chepang, waren erg voorzichtig. ‘Ik moest het
uren lang steeds weer opnieuw uitleggen.’ Andere, zoals de Thakali,
kwamen met een ander soort vragen. ‘Gaat u met mitochondriaal DNA,
Y-chromosoom of met autosome chromosomen werken?’ De Thakali zitten
verspreid over de hele wereld, en ook menigeen in het thuisdorp heeft
inmiddels een masters in een of andere wetenschap.
Overigens benoemt deze opsomming precies waar De Knijff en zijn collega
van Humane Genetica naar gaan kijken. Het mitochondriaal DNA, het
privé-DNA van kleine energieproducerende onderdelen van cellen, erf je
altijd alleen van je moeder. Alleen mutaties, spontane veranderingen,
veranderen de DNA-code in de loop der tijden. Daardoor is het door
mitochondriaal DNA te vergelijken goed na te gaan hoe dicht mensen via
de moederlijke lijn verwant zijn.
Iets vergelijkbaars geldt voor het Y-chromosoom, dat alleen mannen
bezitten en doorgeven aan hun zonen. De rest van het DNA, de autosome
chromosomen, worden bij iedere bevruchting op onvoorspelbare wijze door
elkaar gehusseld, maar ook daarnaar willen de onderzoekers gaan kijken.
Inmiddels zijn de eerste DNA-profielen gemaakt. ‘We hebben nog geen
gegevens’, zegt De Knijff voorzichtig, maar volgens Van Driem zijn een
paar vermoedens al voorzichtig bevestigd, zoals de Afrikaanse genen van
een volk in Pakistan dat in zijn overlevering vertelde over een
afstamming van donkere mensen.
Volgens Van Driem zouden de gegevens ook wel eens van belang kunnen
zijn voor de reconstructie van de migratie van de mens over de rest van
de wereld, tot aan Amerika toe. ‘De Himalaya is de hoogste bergketen
ter wereld, en samen met aanpalende gebergten als de Hindu Kush, de
Tian Shan en de Birmese hooglanden vormt het een enorm complex, waar
bijna iedereen die Afrika uit wil, doorheen moet.’
Volgens gangbare theorieën is de mens afkomstig uit Afrika. Vrijwel
alle bevolkingsgroepen behalve de oorspronkelijke Europeanen, hebben
door het enorme bergcomplex moeten trekken, met talloze afgelegen
gebieden, doodlopende dalen en andere mogelijkheden om je als volk
schuil te houden.
Je vindt er na vele volksverhuizingen dan ook mensen die bijna op
West-Europanen lijken, meer mongoolse types en zelfs negroïde mensen
die je meteen in Afrika zou plaatsen, laat Van Driem met een paar dia’s
zien. ‘Ras is een beladen begrip, en mensen willen het liever niet
gebruiken, maar wat mij interesseert is toch die enorme verscheidenheid
aan kleuren, types, gezichten. Aan rassen.’
Ook in taalkundig opzicht verbaast de diversiteit. Je vindt in het
gebied Tibeto-Burmaanse talen zoals het Tibetaans en het Dzonkha,
Indo-Europese talen waartoe ook het Nederlands behoort, en
Austro-aziatische talen met verwanten in Cambodja. ‘En het grappige is
dat ras en taal lang niet altijd overeen komen. Er zijn mongools
uitziende groepen die een Indo-Europese taal spreken, en andersom.’ Ook
uit DNA-onderzoek blijkt dat talen en genen vaak samenvallen, maar vaak
ook niet.
Het onderzoek is een typisch voorbeeld van de groeiende samenwerking
tussen taalkundigen en genetici. Dat is wel even wennen, qua
bedrijfscultuur, ondervond Van Driem, ‘op conferenties komen genetici
al snel competitief op ons over, terwijl zij vaak verbaasd staan van de
felheid waarmee taalkundigen elkaar bestrijden.’