ACHTERGROND - Mare 04, 23 september 2004

Klaske van Leyden onderzocht dialect Orkney- en Shetland-eilanden

Keltische klanken

Bruno van Wayenburg

Het waait er altijd en het is er guur, en de mensen stammen er van vikingen af. Dat is ook te horen in ons dialect, vinden de bewoners van de Britse Shetland- en Orkney-eilanden. Taalkundige Klaske van Leyden ging erheen en ontdekte dat het anders zat.

Wie vindt dat onze eigen Friezen sektarische taalfanaten zijn, zou eens moeten gaan kijken op de Shetland-eilanden, zo’n 200 kilometer ten noordoosten van de Schotse kust. Voor een Engels dialect met 21 duizend sprekers bestaat daar een heuse spellingscommissie, die regelmatig verwikkeld raakt in felle discussies: moet je nou ‘scöl’ (school) schrijven of ‘scuil’?


‘Het dialect is daar nou eenmaal belangrijk’, verklaart Klaske van Leyden. Vijf keer was ze als taalkundige op de Shetland-eilanden en de Orkney-eilanden, die vlakbij de Schotse noordkust liggen. Vandaag promoveert ze op de intonatie van de spreektaal. Haar ontdekking: eigenlijk zijn er twee dialecten: Shetlands en Orcadian, met geheel verschillende intonatiepatronen. Ook zit het vermoedelijk anders dan altijd gedacht met de Scandinavische sporen in de taal.

Op die Scandinavische roots zijn de eilandbewoners trots, merkte Van Leyden al snel. De twee eilandengroepen werden al in de negende eeuw gekoloniseerd door Noormannen, en hoorden daarna bij Noorwegen en Denemarken. Maar in 1468 had koning Christian I geen geld voor de bruidsschat voor zijn dochter, die hij uithuwelijkte aan de Schotse koning. Die kreeg daarom de eilandengroepen als onderpand, maar van betalen is het nooit meer gekomen, zodat de eilanden sindsdien onder Schots (en later Brits) bestuur vielen. ‘Maar je moet de mensen nooit Schotten noemen’, waarschuwt Van Leyden.

Tot in de achttiende eeuw sprak het volk ook een Scandinavisch dialect, het Norn, waarover verder weinig bekend is. Wel kent de huidige spreektaal, gebaseerd op het Schotse Engels, veel Scandinavische woorden. Van Leyden laat op haar laptop een stukje Orcadian horen: vreemd, golvend Engels, dat vragend en tegelijk een beetje verontwaardigd klinkt.

‘Dat zangerige hebben we van de Noren’, hoorde Van Leyden toen ze in 1997 op de Orkneys op vakantie was, en voor het eerst met een geďnteresseerd taalkundig oor luisterde. Ze (1959) had daarvoor al een ongebruikelijke academische loopbaan achter de rug. Hoewel ze van de middelbare school was verwijderd wegens onhandelbaarheid, studeerde ze, via een hbo-omweg, toch Engels in Leiden en Edinburgh. Ze onderhield zich met verschillende banen, waaronder postbode, taalkundig onderzoeksassistent en treinconducteur.

‘Ik had daardoor vrij treinreizen in heel Europa, en ik zat vaak in Engeland of Schotland’, vertelt de onderzoekster, die een hang heeft naar het gure. ‘Boven de 18 graden hoeft het van mij niet.’

Aanvankelijk zonder duidelijk doel begon Van Leyden met het maken van bandopnamen van Orcadians. ‘Ik ben met open armen ontvangen. Op de eerste dag was ik al op de lokale radio. Proefpersonen vinden kostte totaal geen moeite, ze belden me tijdens het ontbijt al op.’

Eenmaal thuisgekomen ging ze op zoek naar taalkundige literatuur. Een van de weinige beschikbare artikelen stelde dat het ‘dialect van Orkney en de Shetlandeilanden’ een Scandinavische lettergreepstructuur had: in de uitspraak worden lange klinkers gevolgd door korte medeklinkers, en korte klinkers juist door lang aangehouden medeklinkers, wat ook in het Zweeds en Noors gebeurt, en een beetje lijzig klinkt.

Van Leyden besloot, inmiddels met Leidse begeleiding, op pad te gaan met een laptop met geluidsanalysesoftware, om dat eens te onderzoeken. Maar aanvankelijk leek er op Orkney weinig te vinden van de bijzondere lettergreepstructuur. Toen vloog de onderzoekster naar Lerwick, de hoofdstad van de Shetland-eilanden, om in de bus vanaf het vliegveld bijna van haar stoel te vallen van verbazing. ‘De mensen praatten daar zó anders, veel gelijkmatiger. Het was gewoon verbijsterend. Dit was niet hetzelfde dialect.’

Hoewel de gezochte Scandinavische lettergreepstructuur hier wel aantoonbaar was, was het haar duidelijk dat er nog meer werk aan de winkel was. ‘Intonatie is nogal in de mode in de taalkunde’, zegt Van Leyden, ‘en hier had ik een mogelijke ontdekking, precies op dat gebied.’

Vanaf 1999 keerde ze herhaaldelijk terug om de vondst verder uit te spitten. De Nederlandse dialect-onderzoekster werd op beide eilandengroepen een lokale beroemdheid. Shetlanders en Orcadians zijn ‘open mensen’, vindt ze, ‘echte eilanders. Iedereen kent iedereen, en niets blijft onopgemerkt. Als je met iemand wegrijdt in zijn auto, is dat de volgende dag algemeen bekend.’ Ze vertelden haar tijdens opnamen onbekommerd over scheidingen, ruzies en andere privé-sores. Van Leyden: ‘Dat wist iedereen toch allang.’

Ook qua klimaat kon de koudeminnende taalkundige haar lol op. ‘Het waait er altijd, het regent veel, en het is er zelden meer dan 20 graden. Sneeuw die blijft liggen is er onbekend. Sneeuw komt aangewaaid, en hoopt zich op tegen muren en auto’s.’

Van Leydens analyses lieten zien dat het monotone Shetlands een ‘normale’ intonatie had, waarbij het gedeelte met de hoogste toonhoogte, de ‘toonpiek’, samenvalt met de klemtoon, net als in het Nederlands of het standaard-Engels. Maar bij het Orcadian valt de toonpiek meestal op de lettergreep ná de klemtoon, wat het zangerige effect geeft.

Van Leyden liet Shetlanders, Orcadians en Edinburghers fragmenten van elkaars dialecten horen, kunstmatig ontdaan van alle articulatie. Ze laat het horen op haar laptop: het klinkt als iemand met een prop in zijn mond. De zangerig sprekende Orcadians konden zulke verminkte fragmenten van mede-eilanders prima thuisbrengen, maar Shetlanders hoorden geen verschil tussen hun eigen monotone dialect en het ook monotone Edinburghs. Ook latere luisterexperimenten, waarbij de toonpiek in fragmenten kunstmatig verschoven werd, bewezen dat de intonatie een sterke onderscheidende waarde had tussen Orcadian en andere dialecten.

Dus rees de vraag waar het Orcadian zijn zangerigheid dan wel vandaan had. Juist het Shetlands, met zijn lettergreepstructuur, stond immers dichter bij het Scandinavisch, ook al geografisch. Bovendien bleken de precieze toonhoogtecontouren van Noors en Orcadian niet echt overeen te komen.
Van Leyden vermoedt inmiddels dat het zangerige van de taal van Orkney eerder te danken is aan keltische invloeden. ‘In de keltische talen als Welsh, Iers en Schots Gaelic kunnen de toonpiek en klemtoon ook uiteenlopen, en dat kun je ook horen in het zangerige Engels van het Belfast, Glasgow of Wales.’

De Orkney-eilanden liggen op enkele tientallen kilometers van het gebied waar vroeger Schots Gaelic gesproken werd. Volgens Van Leyden is het goed mogelijk dat bijvoorbeeld Gaelic-sprekende arbeiders naar het vruchtbare Orkney gingen, en daar hun intonatie invoerden. ‘Maar om zoiets te bewijzen moet je de intonatiepatronen uitgebreider onderzoeken en vergelijken’, zegt Van Leyden. In november gaat ze dus weer op pad. En daarna wordt ze misschien weer postbode.

Klaske van Leyden: Prosodic Characteristics of Orkney and Shetland Dialects, an experimental approach. Promotie was op donderdag 23 september.