Bruno van Wayenburg
Al vóór het uitkomen van de vrouwenfilm ‘Out of Africa‘ wisten archeologen
het al zo goed als zeker: de eerste mensensoorten, zwermden vanuit Afrika uit
over de wereld. ‘Die film gaf de theorie alleen een mooie, duidelijke naam‘,
zegt Marco Langbroek, die een gelijknamig proefschrift schreef.
Want ondanks
de consensus zijn er nog wel degelijk een boel open vragen over de verovering
van de aarde door de mens.
Uit opgravingen is bekend dat zo rond 1,3 miljoen
jaar geleden de eerste mensensoort, Homo erectus, opdook in delen van
Azië en Europa, wat gepaard ging met een toenemende herseninhoud. Rond die tijd
worden ook de eerste ‘vuistbijlen‘ gevonden: relatief geavanceerde
snijwerktuigen van vuursteen of basalt.
‘Maar het is een raadsel waarom deze
vuistbijlen voorbij een bepaalde grens níet voorkomen‘, zegt Langbroek. In grote
delen van Azië en de vroege vindplaatsen in Zuid-Europa worden alleen
eenvoudiger werktuigen gevonden, en pas honderdduizenden jaren later
vuistbijlen.
Deze ‘Movius-lijn‘, naar de Amerikaan die hem in de jaren
veertig opmerkte, is langzamerhand een prangende kwestie geworden.
Volgens
Langbroek waren én het gebruik van vuistbijlen, én de expansie gevolgen van een
achterliggende oorzaak: een veranderend klimaat. ‘Het is bekend dat het klimaat
in Afrika vóór 3 miljoen jaar geleden tamelijk gelijkmatig was. Pas daarna kreeg
je in de savannen een droog seizoen en een nat seizoen.‘
De veranderde
omstandigheden dwongen de mensachtigen zich te evolueren tot een flexibeler,
slimmer slag aapmensen, wat hun uiteindelijke expansie in de gematigder zones
mogelijk maakte, denkt Langbroek.
In dat plaatje zijn de vuistbijlen een
symptoom van het inspringen op de verandering. Volgens Langbroek, die in zijn
proefschrift beschreven vuistbijlvondsten met elkaar vergelijkt, dienden ze
vooral om snel vlees af te snijden van kadavers, bijvoorbeeld runderen die door
leeuwen gedood zijn.
Hoezo kadavers? Omdat archeologen al lang afgestapt
zijn van het oude beeld waarin de oermens zijn kostje bij elkaar joeg. Het is
misschien niet zo chique, maar onze vroegste voorouders waren aaseters.
‘Vuistbijlen worden vooral gevonden in gebieden langs rivieren, en dat zijn
in savannen de plekken bos voorkomt‘, viel Langbroek op. Bomen onttrekken
kadavers aan de blik van gieren en hyena‘s, waardoor de eerste mensachtigen
eigenlijk alleen daar een kans maakten op een homp vlees. Tenminste, als ze goed
materiaal bij zich hadden.
Een vuistbijl, hoewel moeilijk om te maken, leent
zich daar prima voor, blijkt uit hedendaags praktijkonderzoek. Het waren
hooggespecialiseerde instrumenten, denkt Langbroek, die helemaal niet nodig
waren in andere omgevingen waar de slimmere mens later terechtkwam. Vandaar de
Moviuslijn.
‘De eenvoudiger instrumenten wijzen juist op een veelzijdiger
aanpak, waarin planning en sociaal gedrag een grotere rol speelden‘, denkt de
archeoloog.
Bovendien zijn kadavers alleen voedzaam genoeg in een bepaalde
tijd van het jaar, zodat het vuistbijlgebruik ook nog wijst op seizoensgebonden
variatie bij het vergaren van voedsel.
Nog een puntje voor
flexibiliteitstheorie, die Langbroek in zijn proefschrift onderbouwt met een
duchtige inspectie van al gedane vondsten. ‘Het is nog niet bewijzen, en het is
ook heel lastig om in de archeologie iets hard te bewijzen‘, zegt hij, ‘maar
niet onmogelijk‘.
Marco Langbroek: Out of Africa, a study of the earliest occupation of the Old World‘ promotie 9 oktober